donderdag 15 september 2011

Mijn grote broer ...


Kan je dat zo lukraak zeggen op je weblog? Ik kan hier ook altijd al m’n mooie en vrolijke dingen kwijt, een weblog is toch een soort dagboek, het opschrijven heeft iets troostends, dus ja, ik maak dit wereldkundig.

Mijn oudste broer, die in Noord Duitsland woont, ernstig ziek, heeft toch nog de lange reis hierheen ondernomen, vooral voor onze moeder. Zijn vrouw reed, hij mag dat niet meer. In juni van dit jaar waren ze ook hier, op onze moeders verjaardag. In die korte tijd is hij snel achteruit gegaan.
Toen hij hier aankwam schrok ik wel, mijn broer, die grote, stevige, blonde germaan is nog maar een schaduw van zichzelf. Steunend op een rollator liep hij naar onze voordeur. Met veel moeite hees hij zich de steile trap op. Ons huis is ouder dan 100 jaar, dus kan je je misschien iets bij het soort trap voorstellen.

Boven gekomen moest hij direct gaan liggen. Ik had allerlei lekkers gemaakt, hij genoot van zelfgebakken brood met bramenjam, de laatste rijpe aardbeien zo van de plant geplukt, een versterkend kippesoepje, maar het blijven muizenhapjes die hij neemt.
We doen vrolijk, op zijn begrafenis kunnen we nog genoeg janken, nu maar niet, want wat heeft hij daaraan? Er worden zelfs grapjes gemaakt. Dat komt vaker voor in onze familie ... hoe erger de situatie ... hoe cynischer we worden, een beetje een familiekwaal. Hij is weer gaan roken ... dat maakt toch niks meer uit, ik heb al kanker.
Hij probeert overeind te komen om naar het dakterras te gaan om een van z’n stinksigaartjes te gaan roken, maar de zon is net even weg, op deze verder toch mooie dag, hij heeft het koud. Ik zeg: rook dat ding nou maar gewoon hier in de kamer. En ik voeg toe: maar je bent wel de enige die dat mag hee, in mijn huis roken!

Wij zijn maar kort samen opgegroeid. Zoals ik hier al eens over ons ingewikkelde gezinsverband vertelde, we hebben een aparte familie. Hij in Duitsland, ik in Nederland, we zagen elkaar hooguit één keer per jaar. Telefoontjes met verjaardagen. Toch is er een band.

Hij haalt de rozenkwarts uit zijn zak die ik hem in juni heb gegeven, waarbij ik zei: als je je rot voelt of pijn hebt, houdt dit steentje dan vast en ik ben bij je, kwatsch natuurlijk, maar hij zegt dat het hem wel steun geeft. Mooi toch?

Als ze weer vertrokken zijn kan ik me eindelijk laten gaan.
Vier weken nog, of vier maanden, dat weet niemand.

Wat doe je dan, ik zet een CDtje op en luister naar
Jack Jones, If I could:

I’d give him more if I could
You know that I would now

If only I could